Risico’s en regelgeving rondom energieopslagsystemen

Als gevolg van de energietransitie is er steeds meer vraag naar energieopslagsystemen (EOS) om energie op te slaan. Denk hierbij aan een EOS in een woonwijk (buurtbatterij) of een EOS-park bij een zonneveld om opgewekte zonnestroom op te slaan. Een EOS  brengt veiligheidsrisico’s mee voor de omgeving.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ontwikkelt een rekenmethodiek voor het vaststellen van veiligheidsafstanden van een EOS. Deze verschijnt waarschijnlijk op korte termijn.

Omgevingsdienst Achterhoek kan adviseren over de veiligheidsrisico’s en -afstanden, wanneer er een initiatief voor het plaatsen van een EOS binnenkomt bij de gemeente. In dit artikel bespreken we de veiligheidsrisico’s, de toepassing van de relevante regelgeving en veiligheidsafstanden.

Risico’s en effecten

De meeste bestaande en geplande EOS’en zijn op dit moment op basis van lithium-ion batterijen. Hieronder vallen ook LFP-batterijen (lithium ijzer fosfaat) en NMC-batterijen (lithium nikkel mangaan kobalt oxide). Wat de verschillende lithium-ion batterijen met elkaar gemeen hebben is dat ze instabiel kunnen worden bij overladen, diepontladen, hoge of lage temperaturen en slag of stoot.

Instabiele batterijen in een EOS kunnen in een thermal runaway raken waarbij de druk en temperatuur in de batterijen ongecontroleerd toenemen. Als gevolg hiervan kan een brand ontstaan waarbij giftige stoffen (oner meer waterstoffluoride, lithiumoxide en zoutzuur) vrijkomen. Ook bestaat de kans dat een EOS, door de ophoping van brandbare gassen, explodeert.

Recente incidenten laten zien dat een brand in een EOS lastig te bestrijden is. Doordat het proces van een thermal runaway in een batterij zichzelf in stand houdt, is een brand voor de brandweer moeilijk om te blussen. Zelfs als de vlammen zijn gedoofd kan de brand, door gassen die blijven vrijkomen uit de batterij, steeds weer oplaaien. Een brand in een EOS kan hierdoor enkele uren tot dagen duren. Daarnaast kunnen door de hitte van de brand ook andere batterijen van het EOS in een thermal runaway raken, waardoor de brand zich snel kan uitbreiden. Tot slot zijn de individuele batterijcellen in een EOS vaak goed verpakt wat de koeling van de batterijen door de brandweer lastig maakt.

Wet- en regelgeving

Onder de huidige wet- en regelgeving, specifiek het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), valt een EOS nog niet onder een milieubelastende activiteit. Het gevolg hiervan is dat op dit moment voor EOS’en geen algemene regels gelden. De verwachting is dat een EOS in 2026 wordt aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal. In het Bal  wordt dan opgenomen dat een EOS moet voldoen aan de maatregelen uit de PGS 37-1. Daarnaast worden in bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) externe veiligheidsafstanden opgenomen. Dit in de vorm van een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) en brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebieden.

Richtlijn PGS 37-1
De PGS 37-1 is een richtlijn voor de veilige opslag van elektriciteit in EOS’en. Hierbij gaat het om EOS’en die een capaciteit hebben van meer dan 20 kWh en EOS-parken met een totale capaciteit van minder dan 400 MWh. In hoofdstuk 2 van de richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten EOS’en, ook wel typicals. In hoofdstuk 7 staan vervolgens de maatregelen waar een specifiek type EOS aan moet voldoen.

Veiligheidsafstanden

Het RIVM heeft in 2024 een verkennend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke veiligheidsafstanden voor EOS’en. In dit onderzoek wordt gesproken over een plaatsgebonden risicocontour tot 46 meter en aandachtsgebieden tot 57 meter.  Hierbij gaat het om indicatieve afstanden die redelijk conservatief zijn. Totdat de rekenmethodiek van het RIVM beschikbaar is, wordt aangeraden om rekening te houden met bovenstaande afstanden.

Ruimtelijke ordening

Voor de realisatie van een EOS moet de initiatiefnemer een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit aanvragen. Als een EOS in het omgevingsplan past, moet de vergunning in principe verleend worden. Dit geldt ook als het plaatsen van een EOS op een bepaalde locatie niet gewenst is, maar de regels in het omgevingsplan het initiatief niet in de weg staan. Wel kunnen dan maatwerkvoorschriften worden gesteld. In het kader van externe veiligheid kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat de EOS moet voldoen aan de maatregelen uit de PGS 37-1.

Als een EOS niet past binnen de regels van het omgevingsplan is een omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of een wijziging van het omgevingsplan nodig. Of het bevoegd gezag hier medewerking aan wil verlenen hangt af van of sprake is van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). Bij deze afweging wordt aangeraden om rekening te houden met de veiligheidsafstanden (plaatsgebonden risicocontour en aandachtsgebieden) uit het verkennende onderzoek van het RIVM.

Toepassing richtlijn PGS 37-1

Hoewel een EOS nu nog niet onder het Bal valt, kan je hem wel onder de specifieke zorgplicht van het omgevingsplan (art. 22.44) laten vallen.  Op basis daarvan kunnen voor deze activiteit maatwerkvoorschriften worden opgesteld en kan worden geëist dat voldaan moet worden aan de maatregelen uit de PGS 37-1. Op deze manier wordt niet alleen de veiligheid van de omgeving geborgd, maar wordt ook voorgesorteerd op de wijziging van het Bal in 2026.